Arthur’s Pass, Ashley Gorge en Christchurch

Vorige: Te Anau, Queenstown en de westkust

Vrijdag 4 december beginnen we aan de laatste echte etappe van onze rondreis over het Zuidereiland. Vandaag rijden we over Arthur’s Pass en steken we de Alpen over naar het oosten. We weten nog niet waar we deze avond zullen kamperen, maar het zal niet ver van Christchurch zijn, dus blijft er na vandaag alleen nog een klein epiloogje over.

Iets over tienen verlaten we de camping in Hokitika, en als we getankt hebben gaan we op weg. De weg naar Arthur’s Pass is prachtig. Hier en daar gaat het flink steil omhoog, en mede door wegwerkzaamheden schiet het niet heel erg op, maar eind van de ochtend zijn we in het dorp op de pas. Lang geleden hadden we al bedacht dat we hier wel een stukje wilden wandelen, alleen wisten we nog niet wat voor wandeling dan. Na enig zoeken vinden we het bezoekerscentrum van het DOC en daar konden we de beschikbare routes goed vergelijken.

We besluiten om de wandeling te maken naar Devils Punchbowl Waterfall, een 131 meter hoge waterval, waar je in een klein half uur naartoe kunt lopen. Op de parkeerplaats aan het begin van het pad worden we begroet door een kea, die een tijdje keurig poseert voor de fotograaf. Het pad naar de waterval blijkt nog een flinke klim, die zeker voor Rowan niet heel makkelijk was, maar het lukt, en onze inspanning wordt beloond, want de waterval is redelijk spectaculair.

Rond 3 uur ‘s middags rijden we verder. De afdaling in het oosten is zo mogelijk nog mooier dan de westkant. De bergen zijn hier schitterend, door de kleuren lijkt het uitzicht vaak wel een schilderij. We rijden door het dal van de Waimakariri River, wat enorm breed is en daardoor prachtige uitzichten oplevert.

We hebben inmiddels een camping uitgezocht in de buurt van Oxford. De camping ligt in een natuurgebied aan een riviertje (Ashley Gorge) en is omgeven door veel groen. Het is er prachtig, en niet druk. We overwegen direct om hier nog een dag extra te blijven, ook omdat de verwachting is dat het morgen erg warm wordt hier. Helaas hebben we hier wel veel last van sandflies, die in grote aantallen aanwezig zijn en sneller naar je toe komen dan je ze kunt doodmeppen. Als we net klaar zijn met eten en afwas komt een flinke groep Chinezen de tot dan toe verder lege keuken binnen, met frituurpan en al, en we besluiten dat het tijd is om de camper op te zoeken.

Deze dag voelde een beetje als een toetje op een toch al prachtige reis.

Zaterdag doen we het rustig aan. We slapen uit en ruimen de camper vast een beetje op. We hebben het gevoel dat de vakantie erop zit, ook al hebben we nog 2 dagen, maar we vinden het niet erg. We hebben alle drie ook wel zin om naar huis te gaan. Vooral Rowan laat dat regelmatig merken. ‘s Middags pakken we de fietsen en rijden we naar Oxford om boodschappen te doen. We lunchen in het stadje en fietsen terug. De weg naar de camping is 8 heuvelachtige kilometers, en met stevige wind tegen is het een pittig tochtje. ‘s Avonds, als Rowan eindelijk slaapt na een flinke dolle bui, kijken we nog een stuk van The Lord of The Rings. Het regent inmiddels trouwens ook weer.

Zondagochtend rijden we in een uurtje naar Christchurch. Eigenlijk wilden we vandaag onze fietsen al gaan inleveren, zodat we misschien Rowans fietsje ook nog kunnen verkopen, maar de fietsenverhuur blijkt op zondag gesloten. Daarom rijden we door naar een camping (nog één keer een Top10), zodat we met het OV de stad in kunnen.

Eind van de ochtend gaan we met de bus naar Christchurch. Daar doen we niet al te veel spannends; we bekijken wat winkels en we maken met een toeristische historische tram van 105 jaar oud een rondje door het centrum. De trambestuurder en de conducteur vormen samen een soort komisch duo, met grappen over en weer, dus het is een vermakelijk ritje en we leren nog wat over de gebouwen die zijn ingestort (of juist niet) bij de grote aardbeving in 2011. Het centrum van Christchurch is eigenlijk één grote bouwput, en veel moois is er vooralsnog niet te vinden. Wel leuk en gezellig is het Re:START winkelcentrum, dat na de aardbeving is gebouwd met container-units en waar allerlei winkeltjes en eettentjes zijn gevestigd.

Ook deze stad is trouwens al helemaal in kerstsfeer, maar dat is NZ eigenlijk al weken. In de warenhuizen kun je op de foto met de kerstman, iets wat Rowan maar gek vond. Waarom zou je met iemand in een verkleedpak op de foto willen?? Nog gekker is, dat kerst hier ook wordt geidentificeerd met sneeuwmannetjes, terwijl kerst hier in de zomer valt het dan zomaar 25 graden kan zijn. Afgelopen week was het hier trouwens al een keer 33 graden, maar toen zaten wij nog in de natte kou aan de westkust 😉

Tegen zessen zijn we terug op de camping, waar we snel wat eten. Onze vakantie zit er nu echt op, en morgen begint onze thuisreis. Het schema ziet er als volgt uit:

  • Maandagochtend inpakken en camper ‘n beetje poetsen.
  • Fietsen en camper inleveren bij de verhuur.
  • Om 15.00u vliegen we naar Auckland en slapen we een nachtje in de Holiday Inn.
  • Dinsdagochtend, als we puf hebben, misschien Auckland nog een beetje bekijken. Het lastige is, dat het met OV wel een uur kost om er te komen, dus veel tijd om in het centrum rond te kijken hebben we niet.
  • Om 14.40u vertrekt onze vlucht naar Hong Kong, waar we om 21.00u lokale tijd aankomen.
  • Om 0:25u vliegen we door naar Amsterdam, waar we woensdagochtend vroeg zullen aankomen.

Het was een fantastische reis en we zijn ongelooflijk blij dat we dit hebben kunnen doen. We zijn ook ontzettend trots op Rowan, die alle belevenissen en alles elke dag weer anders toch heel goed heeft doorstaan, ook al is hij nu wel echt moe en wil hij graag naar huis. Maar dat willen we allemaal 😉

Te Anau, Queenstown en de westkust

Vorige: Te land, ter zee en in de lucht!

Twee blogjes geleden vertelde ik al, dat we op vrijdag 27 november in Te Anau waren aangekomen. Zaterdag hebben we daar lekker niks gedaan, en zondagochtend hadden we daar ons jetboat-en-watervliegtuig-avontuur.

Zondag na de lunch zijn we uit Te Anau vertrokken, met als bestemming Queenstown, een rit van zo’n 175km. Op zich was dit een vrij saaie rit, ook omdat we de eerste 60 km al hadden gereden (in omgekeerde richting) op weg naar Te Anau. Pas zo’n 50 km voor Queenstown wordt het weer interessant, want dan rijden we langs Lake Wakatipu, wat weer een paar mooie plaatjes oplevert.

In Queenstown stonden we op een mooie camping midden in de stad, overigens de duurste camping tot nu toe (iets van 45 euro per nacht). Vlak naast onze plek was een fantastisch aangeklede overdekte buitenkeuken, waar we zondagavond lekker gegeten hebben. Op de camping zien we continu paragliders overkomen. Deze blijken te landen op een grasveld naast de camping en dat is wel leuk om naar te kijken. We maken deze avond ook gelijk kennis met Queenstown als trekpleister voor jongeren, want tot zeer laat in de avond is het een herrie van jewelste op de camping, en onze tweede nacht daar was het zo mogelijk nog erger 🙁

Maandag hebben we eerst op ons gemak een beetje rondgekeken in de stad. Queenstown is de stad waar je moet zijn als je je adrenaline-behoefte wilt stillen. Skydiven, bungy-jumpen, jetboaten, raften, canyon swing, zipline, midget-golf en alles wat er tussenin zit kun je hier doen. De hele stad zit vol met aanbieders één of meerdere van deze activiteiten. Het is er ook druk, maar daar hadden de reisboekjes ons al voor gewaarschuwd. ‘s Middags zijn we met de Skyline gondel naar boven gegaan. Het idee is hier precies hetzelfde als in Rotorua: hetzelfde bedrijf met precies dezelfde attracties. Ook hier kon dus gerodeld worden, en Rowan was gelijk weer enthousiast. Hij is met ons allebei twee keer mee naar beneden geroetsjt, dus dat was feest (wat snel ten einde was toen hij geen ijsje kreeg, maar dat terzijde 😉 )

Dinsdag 1 december zijn we, na een heerlijk ontbijt met Marijke’s wentelteefjes, uit Queenstown vertrokken. Onderweg zijn we gaan kijken bij het bungy-jumpen van de Kawarau-brug. Op deze plek is sinds 1988 de eerste commerciele bungy-lokatie ter wereld gevestigd, dus áls je wilt springen, dan is dit de plek. Maar dat wilden wij niet 😉

Ik schrijf dit verhaaltje op donderdag 3 december, en inmiddels hebben we er twee volle dagen van bijna onafgebroken regen op zitten. Sinds ‘n uur of 7 vanavond is het droog, en de vooruitzichten voor de komende dagen (en met een beetje geluk voor het laatste stukje van onze vakantie) zijn redelijk, maar de regen is helaas wel bepalend geweest voor de afgelopen dagen.

We waren dinsdag dus op weg naar de westkust, om daar de grote gletsjers te gaan bekijken. Om daar te komen, moesten we de bergen over en dat is wat we deze dag minimaal wilden doen. De route langs Lake Wanaka en Lake Hawea, en over Haast Pass is echt schitterend. Helaas begint het begin van de middag te regenen. We zijn onderweg nog wel een keer gestopt, voor een wandelingetje of om wat plaatjes te schieten, maar het slechte weer drukte de pret wel een beetje.

Aan de andere kant van de bergen ligt Haast, een nikszeggend dorp, waar we desondanks een camping zoeken vanwege de tijd. Er is hier een Top10, en die campings zijn, zoals wij ze kennen, altijd mooi en voorzien van prima faciliteiten. We waren dus enigzins verbaasd toen bleek dat deze camping eigenlijk een veredeld parkeerterrein is. In de regen zetten we onze camper neer en we koken en eten in de keuken van de camping, die gevestigd is in een oude (?) loods. De rest van de avond hebben we in de camper doorgebracht, en toen Rowan eindelijk sliep, hebben we nog een filmpje gekeken. We zijn in het begin van de vakantie maar weer eens begonnen aan The Lord of The Rings, we rijden tenslotte dwars door Middle-earth, maar het komt er niet erg vaak van om te kijken, dus we zijn pas bij deel 2.

Woendagochtend regent het nog steeds, dus snel inpakken en wegwezen. We rijden gelukkig wel langs prachtige plekken, zoals Jackson Bay, waar we een stapel stenen aantreffen die vol staat met boodschappen van voorbijgangers. Wij laten er ook een steen achter met onze namen erop, en Rowan kliedert met een paarse viltstift nog even lekker op de rotsen.

Eind van ochtend komen we aan bij Fox Glacier. Als we daar zijn is gelukkig even droog, dus we hopen de gletsjer te kunnen zien. Het pad gaat tot 700m voor de gletser en is daar afgesloten. Volgens de borden is het te gevaarlijk om verder te gaan. In de verte, dicht bij de gletsjer, zien we wel hele groepen mensen lopen, dus vooral bij Martijn is de verleiding groot om verder te gaan, maar de waarschuwingen om dit niet te doen zijn talrijk, dus we maken nog wat foto’s en laten het er verder bij. Balen, dat wel.

In het dorpje bij Fox Glacier wilden we lunchen in een café, maar bij het zoeken naar een parkeerplaats reed Martijn achteruit tegen een andere auto aan. Onze camper heeft eigenlijk niks, maar in de deur van de andere auto zat een flinke deuk. Gelukkig zijn we hiervoor verzekerd, en na het invullen van een incidenten-formulier konden we verder. We parkeren ergens anders en lunchen alsnog in het dorp.

Na de lunch zijn we verder gereden naar Franz Josef Glacier, zo’n 20 km verderop. Hier regent het echter zo hard, dat het pad naar de gletsjer al vrij in het begin is overstroomd, en we krijgen -mede door de laaghangende bewolking- de gletsjer niet te zien.

In Franz Josef Glacier (het dorp) vinden we een plek op een camping met de naam “Rainforest Retreat”. De camping is mooi aangelegd in de dichte begroeiing van het regenwoud waar dit gebied mee bedekt is. Het blijft echter regenen, dus echt genieten doen we er niet van. We blijven ‘s avonds weer in de camper, waarin we eigenlijk voor het eerst deze vakantie ons bed achter in de camper maar eens hebben opgeruimd ten gunste van de zithoek.

De stille wens dat het donderdagochtend opgeklaard zou zijn, en we de gletsjer misschien alsnog zouden kunnen zien, ging natuurlijk niet in vervulling en nog altijd in de regen vervolgen we onze weg langs de westkust. Ons doel is Hokitika, een rit van 135 km. Onderweg zien we hoeveel het eigenlijk geregend heeft hier, want de rivieren die we oversteken zijn niet meer de rustige stroompjes die we eerder hebben gezien, en op sommige plaatsen is de weg zelfs een beetje ondergelopen. Gelukkig hebben we er geen last van, en eind van de ochtend komen we aan op onze bestemming.

In het dorp doen we boodschappen en we besluiten om een bezoek te brengen aan The National Kiwi Centre. In tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, draait het daar niet uitsluitend om kiwi’s (de vogels), maar zijn er meerdere dieren te zien. Het is een vreemdsoortige attractie, een soort overdekte dierentuin, midden in de stad. Ze hebben er twee kiwi’s in een donker hok (het zijn nachtdieren) maar ook een aantal aquaria en twee tuatara’s. Ook hebben ze een soort vijver gebouwd, waar kinderen op kreeftjes kunnen vissen (die je dan weer terug moet zetten in het water nadat je ze eruit geschept hebt). Beetje vreemd allemaal. Het was daarbinnen op de meeste plekken vrij donker, en Rowan wilde daarom niet te lang blijven. We zijn wel blij dat we nu eindelijk ook kiwi’s hebben gezien, want het zijn toch wel bijzondere vogels.

Na dit avontuur hebben we een camping aan de zee opgezocht en hebben we gegeten. Na het eten was het dan ein-de-lijk droog en hebben Martijn en Rowan nog even op het strand gespeeld. Het strand bij Hokitika staat in de reisboeken ook aangeprezen vanwege de mooie zonsondergangen, en totaal onverwacht was die zowaar te zien! Maar dat was nog niet de afsluiting van deze dag, die onverwacht (vanwege het weer) toch nog best aardig is uitgepakt. Tegenover de camping is een plek waar je zomaar, gratis en voor niks, glimwormen kunt zien. Deze lichtgevende insectenlarven zijn in Nieuw-Zeeland op veel plaatsen te zien, vaak in grotten waar men een toeristische attractie van heeft gemaakt. Het was ons tot nu toe nog niet gelukt om ze te zien, maar nu dus op de valreep toch nog. Niet extreem spectaculair, maar toch wel aardig.

Morgen rijden we weer verder en gaan dan over Arthur’s Pass, terug naar de oostkant van de Alpen, op weg naar Christchurch waar we maandag onze camper moeten inleveren. Nog een paar dagen en dan zit het erop…

Volgende: Arthur’s Pass, Ashley Gorge en Christchurch

Te land, ter zee en in de lucht!

Vorige: Moeraki, Nugget Point en Curio Bay

Vandaag geen lang verhaal, maar een foto-blog. Vanmorgen hebben we in Te Anau een zeer decadente activiteit gedaan: we zijn, na een busrit van een klein kwartiertje, met een jet-boat de Waiau River afgevaren naar Lake Manapouri, van waar we met een watervliegtuig teruggevlogen zijn naar Te Anau. In de middag zijn we met de camper doorgereden naar Queenstown.

Hieronder een impressie van vandaag, met voor de zeer oplettende kijker ook een paar lokaties (op de rivier) uit de film “The Fellowship of The Ring”.

 

Volgende: Te Anau, Queenstown en de westkust

Moeraki, Nugget Point en Curio Bay

Vorige: Kaikoura, Waipara en Lake Tekapo

Al een tijdje proberen we een echte rustdag in te lassen, en vandaag, zaterdag 28 november, is dat eindelijk gelukt. We zitten in Te Anau, een vrij toeristisch stadje aan een groot meer aan de oostkant van Fiordland. We hebben vandaag vrijwel niets gedaan, om Rowan ook eens een dagje rust te gunnen. We hebben een wandelingetje door het dorp (1900 inwoners) gemaakt en Rowan heeft een beetje gefietst en in de speeltuin gespeeld. Vandaag is ook de eerste dag in onze hele vakantie dat het slecht weer is; tot nu toe hebben we het slechte weer kunnen omzeilen. Gelukkig zijn de vooruitzichten voor de komende dagen in het westen wat beter.

Dinsdag 24 november hebben we Lake Tekapo verlaten en zijn we via de toeristische route terug naar de oostkust gereden. Onderweg zijn we even gestopt bij Lake Pukaki, niet ver van Tekapo, wat dezelfde soort magische uitstraling heeft. Verderop in de route zat nog een bezienswaardigheid, namelijk de Clay Cliffs van Omarama. Zonder goed te weten wat we konden verwachten zijn we een 4 km lange gravelweg afgereden en zijn een stuk gaan wandelen. Van een afstandje zag het landschap er al best indrukwekkend uit, maar je kon ook helemaal tussen de rotsen door lopen en een eind naar boven klimmen. Rowan heeft ook het hele stuk gelopen (de “100m” op het bord was toch wel een optimistische schatting!) en zelfs een heel eind naar boven geklommen. Na deze inspanning hebben we nog een flink stuk gereden, en zijn we gestopt in een plaatsje genaamd Hampden, aan de kust, net boven het iets bekendere Moeraki.

Daar stonden we op een klein campinkje, vlakbij het strand, met absurd kleine plekken maar wel met een grote speelweide met trampoline, waar Rowan zich goed kon vermaken. Op ca. 10 km van deze camping is ook een plek waar je geeloogpinguïns kunt zien, maar na lang wikken en wegen en overleg met Rowan hebben we besloten om maar niet meer met de camper op pad te gaan deze middag. Gelukkig was er een eend met jonkies op de camping, dus hebben we toch nog wat wildlife kunnen zien 😉

Woensdag zijn we van de camping vertrokken en onze dag begonnen met een bezoek aan de Moeraki Boulders, een verzameling stenen op het strand, die door hun vorm en afmeting een bezienswaardigheid vormen. Daarna zijn we verder langs de kust naar Dunedin gereden. Daar zijn we kort gestopt om een fotootje van het station te maken, maar toen snel weer verder. De bedoeling was, dat we vandaag maar een kort ritje zouden maken, en we hadden een camping uitgezocht in Taieri Mouth, net onder Dunedin. Bij aankomst op de camping, waar we overigens geen levende zielen hebben aangetroffen, schrokken we een beetje van hoe het er allemaal uitzag (alhoewel het waarschijnlijk best meegevallen zou zijn) en besloten we om een andere camping uit te zoeken. Tijdens een picknick aan het water hebben we heel wat opties de revue laten passeren, en uiteindelijk toch gekozen voor een camping 75 km verderop. Dat was veel verder dan we eigenlijk wilden, maar campings met wat meer faciliteiten zijn hier niet zo dik gezaaid.

Zo kwamen we terecht in Kaka Point. Ook op deze camping was geen kip te bekennen (geen beheerders en geen andere gasten), maar het sanitair en de keuken (en de belofte van gratis WiFi 😉 ) zagen er redelijk uit, dus we besloten te blijven. Rond 17 uur kwam er een beheerder opdagen, net op het moment dat wij de camping weer even wilden verlaten voor een bezoek aan Nugget Point.

Op Nugget Point staat een oude vuurtoren en er woont een kleine kolonie geeloogpinguïns, waar we dit keer onze kans wilden wagen. Naar de vuurtoren was het nog een aardige wandeling, die Rowan gelukkig ook kon doen. Het uitzicht vanaf de vuurtoren was in ieder geval de moeite waard. Inmiddels was het al best laat en we waren hier eigenlijk om pinguïns te kijken. Ter achtergrondinformatie: geeloogpinguïns zijn een zeldzame soort (5000 exemplaren), die alleen in Nieuw-Zeeland voorkomt. Ze hebben een nest in de dichte begroeiing aan het strand, en als de eieren uitkomen (in november) dan gaan de dieren dagelijks de zee in, om eind van de middag terug te komen om de kuikens te voeren. Als ze aan land komen, kun je ze over het strand zien waggelen, op weg terug naar het nest. Op Nugget Point wonen 10 pinguïnkoppels. Pinguïns kijken betekent dus vooral met heel veel geduld naar het strand en het water staren in de hoop dat er eentje aan land komt. Van andere bezoekers begrepen we dat er vlak voor onze komst een aantal aan land waren gekomen, maar in de drie kwartier dat wij er waren, was er helaas niets te zien.

Omdat Kaka Point eigenlijk niet meer was dan een tussenstop op weg naar Curio Bay, waar naast geeloogpinguïns ook zeeleeuwen, dolfijnen en andere dieren te zien zijn, zijn we donderdagochtend weer gaan rijden. Gelukkig was het naar Curio Bay maar zo’n 90 km en was de route door The Catlins prachtig.

Curio Bay is een afgelegen plek en de enige camping daar ligt op een landtong, waardoor je bijna alle kanten op kunt uitkijken over de oceaan. Aan de ene kant ligt een zandstrand, waar zeeleeuwen wonen, en aan de andere kant zijn kliffen, van waar je het geweld van het water tegen de rotsen van heel dichtbij kunt meemaken en waar je ook mooi kunt zitten om dolfijnen en ander zeeleven te spotten. Op 150m van de camping ligt het strand waar de geeloogpinguïns huizen. In tegenstelling tot bij Nugget Point, waar je in deze tijd niet op het strand mag komen om de pinguïns niet te storen, kun je in Curio Bay gewoon het strand op, mits je minimaal 10 meter afstand tot de dieren bewaart.

Om dit keer niet te laat te komen, zijn we rond half 5 naar het strand gegaan. In de uren daarna vulde het strand zich met flink wat mensen, sommigen zelfs met stoeltjes en flessen wijn. Met de kennis die we dachten te hebben, over dat de pinguïns niet aan land komen bij onraad en dat ze zeer schuw zijn, hebben we ons hogelijk verbaasd over hoe dat hier ging. Het hele strand was bezaaid met mensen en als ik een pinguïn was, bleef ik in zee!

En inderdaad, na 2,5 uur nog geen pinguïn gezien. Rowan en Marijke waren inmiddels terug gegaan naar de camping om te eten, en rond 19:15 hield ook Martijn het voor gezien. Toen Rowan in bed lag, is Martijn teruggegaan naar het strand, waar op dat moment net een pinguïn de weg over het strand aan het afleggen was. Gevolgd door een leger roddelpers, zo leek het, moest het beestje zijn weg vinden terug naar zijn nest. Uiteindelijk verdween hij in de dichte begroeiing boven het strand, en 10 minuten later waren op een enkeling na alle mensen vertrokken. Met Martijn terug op de camping kon ook Marijke nog even terug naar het strand, en ook voor haar was er een pinguïn aardig genoeg om zich te laten zien. Doel bereikt 😉

De Curio Bay Camping Ground is overigens wel een plek van uitersten. De fantastische ligging staat in schril contrast met de rest van de ervaring. Vooral het sanitair (als je dat zo mag noemen) was dramatisch. Nou heb ik in mijn leven heel wat campingdouches gezien, en vaak laten ze wat te wensen over, maar niet eerder had ik een douche waar GEEN water uit kwam. Dat was wel de kortste douche ooit. Helaas ging de receptie pas om 11 uur open, dus een mogelijkheid om mijn 2 dollar terug te vragen was er ook niet.

Snel weer op weg, en via Invercargill zijn we naar Te Anau gereden, waar we gisteren dus zijn aangekomen. Morgen gaan we hier in de omgeving nog wat leuks doen, en dan rijden we door naar Queenstown. Tot de volgende keer!

Volgende: Te land, ter zee en in de lucht!

Kaikoura, Waipara en Lake Tekapo

Vorige: See you later, North Island!

Vijf hele dagen zijn er verstreken sinds ons vorige verslag, en ik heb alweer het idee dat ik bijna vergeten ben wat we allemaal gedaan hebben. Snel opschrijven dus!

Donderdag 19 november zijn we van Picton verhuisd naar Kaikoura. Dat was relatief kort ritje, zo’n 160 km, voor een groot deel langs de oostkust van het Zuidereiland. Onderweg hadden we vaak een schitterend uitzicht over de oceaan en een paar kilometer voor Kaikoura lagen zeehonden aan de kust te zonnen en te poseren voor de toeristen.

Kaikoura is een klein toeristisch dorp, wat vooral bekend is vanwege de walvis-tours die er te boeken zijn. Wij hebben er donderdagmiddag op ons gemak rondgefietst en wat gedronken in een cafeetje. Onze camping (geen Top10 deze keer) heeft goede faciliteiten, waaronder een zwembad en twee hot-tubs, die we ‘s avonds maar eens hebben uitgeprobeerd.

Vrijdag was het voor Rowan (en voor ons natuurlijk ook) dan eindelijk de grote dag: zijn 4e verjaardag! Marijke had de camper prachtig versierd met vlaggetjes en ballonnen. Na het ontbijt en de kadootjes zijn we met z’n drieen naar de bakker gewandeld om taartjes uit te zoeken. Die hebben we lekker in het zonnetje op de camping opgepicknickt. ‘s Middags wilden we iets leuks doen, maar niet te spannend en in een folder hadden we een soort kinderboerderij gevonden (Kaikoura Farm Park), waar allerlei dieren te vinden waren en wat fantastisch zou moeten zijn voor kinderen. Helaas viel dat een beetje tegen. Sowieso waren wij de enige bezoekers, maar het hele park was ook echt niet meer dan een oude, vervallen, vieze, lelijke boerderij. Na betaling van een toch wel forse entreeprijs werden we zonder verdere uitleg losgelaten in het ‘park’, waar we de dieren hebben bekeken. Rowan deed erg zijn best om het leuk te vinden, maar we vonden er alle drie eigenlijk niks aan. Dus snel terug naar het dorp (6 km fietsen) waar we Rowan’s fietsje hebben opgehaald om nog even te gaan ‘stunten’ in het skate-park. Dat was gelukkig wel heel erg leuk. Daarna zijn we, op uitdrukkelijke wens van Rowan, uit eten gegaan. We waren alleen wat aan de vroege kant, en het restaurantje dat we hadden uitgezocht serveerde nog geen gerechten van de diner-kaart. We hebben het dus gedaan met wat simpele hapjes, maar Rowan was eigenlijk toch al te moe om te eten, en wij hebben lekker in het zonnetje een glaasje wijn gedronken.

Zaterdag 21 november was het weer tijd om verder te rijden, en omdat ons plan was om via Arthur’s Pass de oversteek te maken naar de westkust, zijn we neergestreken in Waipara, een miniscuul dorp midden in een wijngebied. De rit ernaartoe was overigens prachtig, door heuvelachtig gebied met prachtige velden vol bloemen en veel mooie rivierlandschappen. Onderweg hebben we een klein wandelingetje gemaakt en hebben Rowan en papa enthousiast een ‘dam’ gebouwd in de rivier. Dat betekende dat Rowan een half uur lang stenen in het water mocht gooien, en dat is eigenlijk toch wel zijn grootste hobby 🙂

In Waipara hadden we een bijzonder campinkje uitgezocht. Eigenlijk was het niet eens een echte camping, maar meer een ‘budget backpackers (campervans welcome)’, waar oude treinwagons zijn omgebouwd tot accomodatie en verder alles in een treinen-thema is gegoten. ‘s Middags hebben we per fiets het dorp verkend, en kwamen we terecht bij een wijnhuis, waar we wat wijnen hebben geproefd en een paar flesjes gekocht, terwijl Rowan zich in de speeltuin lekker vermaakte. ‘s Avonds hebben we een plan uitgedacht voor de rest van de vakantie.

Zondagochtend zijn we weer gaan rijden, met de bedoeling om vandaag Arthur’s Pass te bereiken. We maakten ons alleen wel wat zorgen over het weer in de bergen en aan de westkust. Na een grondige overweging en bestuderen van alle weerberichten hebben we besloten om onze plannen om te gooien, en vandaag niet naar het westen te rijden. Het rondje dat we voor het zuidereiland in gedachten hadden, kan ook wel in omgekeerde richting worden gedaan, en met de hoop dat het weer aan de westkust volgende week beter is, gaan we dat maar proberen. De bestemming voor vandaag is daarom veranderd in iets in de buurt van Mount Cook.

Spijt krijgen we daar vandaag zeker nog niet van, want ik geloof niet dat we eerder deze vakantie door zo’n mooi, gevarieerd en overweldigend landschap hebben gereden. Het was een lange rit (360 km in totaal), maar wat een prachtige natuur. Door de bergen, met overal schitterende rivieren met felblauw gekleurd water en in de verte steeds de besneeuwde toppen van de Zuidelijke Alpen.

Onderweg stoppen we bij een een koffiehuis, dat onze aandacht trok door een gigantisch springkussen dat in de tuin stond. Als we daar, na een lekkere kop koffie weer willen vertrekken vallen we zowat om van verbazing, want naast onze camper parkeren net Markus, Bettina en Jakob, met wie we de overtocht naar het Zuidereiland hebben gemaakt. Zij waren al twee keer eerder onze buren op de camping (in Taupo en in Wellington) en zij blijken voor vandaag wederom dezelfde camping te hebben uitgezocht als wij. We zeggen dus ‘Tot vanavond’ en rijden door naar Lake Tekapo. ‘s Avonds, als Rowan slaapt, drinken we bij Markus en Bettina in de camper nog een paar wijntjes.

Lake Tekapo is een bergmeer op 700m hoogte, met ook weer dat kenmerkende felblauwe water. Deze omgeving is vrij toeristisch, en het is ook echt druk op deze toch al niet kleine camping. Een beetje verbazend vind ik dat wel, want echt veel is er in de directe omgeving niet te doen. Maandagochtend doen we het rustigaan en omdat de helikopters naar de bergen vandaag niet vliegen vanwege het slechte weer 🙁 , besluiten we uiteindelijk om een stuk te gaan fietsen. De weg die we hebben uitgezocht is eigenlijk een wandelroute, maar we willen kijken hoe ver we op de fiets kunnen komen. Het pad is op sommige stukken erg steil, en veelal bezaaid met flinke stenen, waardoor fietsen niet makkelijk is, maar we komen toch een aardig eind. Uiteindelijk geven we het op en fietsen we dezelfde weg weer terug.

‘s Avonds hebben we eens bekeken hoe ons geplande rondje over het Zuidereiland er in omgekeerde volgorde dan uit zou moeten zien, en dit is voorlopig het resultaat:

plan2

Morgen (dinsdag 24 november) verlaten we dus Lake Tekapo en rijden we weer richting de oostkust. Misschien rijden we nog naar Mount Cook, maar de weersverwachtingen zijn dermate slecht (3 graden en regen, regen, regen…), dat dat waarschijnlijk niet veel zin heeft.

Volgende: Moeraki, Nugget Point en Curio Bay