Te Anau, Queenstown en de westkust

Vorige: Te land, ter zee en in de lucht!

Twee blogjes geleden vertelde ik al, dat we op vrijdag 27 november in Te Anau waren aangekomen. Zaterdag hebben we daar lekker niks gedaan, en zondagochtend hadden we daar ons jetboat-en-watervliegtuig-avontuur.

Zondag na de lunch zijn we uit Te Anau vertrokken, met als bestemming Queenstown, een rit van zo’n 175km. Op zich was dit een vrij saaie rit, ook omdat we de eerste 60 km al hadden gereden (in omgekeerde richting) op weg naar Te Anau. Pas zo’n 50 km voor Queenstown wordt het weer interessant, want dan rijden we langs Lake Wakatipu, wat weer een paar mooie plaatjes oplevert.

In Queenstown stonden we op een mooie camping midden in de stad, overigens de duurste camping tot nu toe (iets van 45 euro per nacht). Vlak naast onze plek was een fantastisch aangeklede overdekte buitenkeuken, waar we zondagavond lekker gegeten hebben. Op de camping zien we continu paragliders overkomen. Deze blijken te landen op een grasveld naast de camping en dat is wel leuk om naar te kijken. We maken deze avond ook gelijk kennis met Queenstown als trekpleister voor jongeren, want tot zeer laat in de avond is het een herrie van jewelste op de camping, en onze tweede nacht daar was het zo mogelijk nog erger 🙁

Maandag hebben we eerst op ons gemak een beetje rondgekeken in de stad. Queenstown is de stad waar je moet zijn als je je adrenaline-behoefte wilt stillen. Skydiven, bungy-jumpen, jetboaten, raften, canyon swing, zipline, midget-golf en alles wat er tussenin zit kun je hier doen. De hele stad zit vol met aanbieders één of meerdere van deze activiteiten. Het is er ook druk, maar daar hadden de reisboekjes ons al voor gewaarschuwd. ‘s Middags zijn we met de Skyline gondel naar boven gegaan. Het idee is hier precies hetzelfde als in Rotorua: hetzelfde bedrijf met precies dezelfde attracties. Ook hier kon dus gerodeld worden, en Rowan was gelijk weer enthousiast. Hij is met ons allebei twee keer mee naar beneden geroetsjt, dus dat was feest (wat snel ten einde was toen hij geen ijsje kreeg, maar dat terzijde 😉 )

Dinsdag 1 december zijn we, na een heerlijk ontbijt met Marijke’s wentelteefjes, uit Queenstown vertrokken. Onderweg zijn we gaan kijken bij het bungy-jumpen van de Kawarau-brug. Op deze plek is sinds 1988 de eerste commerciele bungy-lokatie ter wereld gevestigd, dus áls je wilt springen, dan is dit de plek. Maar dat wilden wij niet 😉

Ik schrijf dit verhaaltje op donderdag 3 december, en inmiddels hebben we er twee volle dagen van bijna onafgebroken regen op zitten. Sinds ‘n uur of 7 vanavond is het droog, en de vooruitzichten voor de komende dagen (en met een beetje geluk voor het laatste stukje van onze vakantie) zijn redelijk, maar de regen is helaas wel bepalend geweest voor de afgelopen dagen.

We waren dinsdag dus op weg naar de westkust, om daar de grote gletsjers te gaan bekijken. Om daar te komen, moesten we de bergen over en dat is wat we deze dag minimaal wilden doen. De route langs Lake Wanaka en Lake Hawea, en over Haast Pass is echt schitterend. Helaas begint het begin van de middag te regenen. We zijn onderweg nog wel een keer gestopt, voor een wandelingetje of om wat plaatjes te schieten, maar het slechte weer drukte de pret wel een beetje.

Aan de andere kant van de bergen ligt Haast, een nikszeggend dorp, waar we desondanks een camping zoeken vanwege de tijd. Er is hier een Top10, en die campings zijn, zoals wij ze kennen, altijd mooi en voorzien van prima faciliteiten. We waren dus enigzins verbaasd toen bleek dat deze camping eigenlijk een veredeld parkeerterrein is. In de regen zetten we onze camper neer en we koken en eten in de keuken van de camping, die gevestigd is in een oude (?) loods. De rest van de avond hebben we in de camper doorgebracht, en toen Rowan eindelijk sliep, hebben we nog een filmpje gekeken. We zijn in het begin van de vakantie maar weer eens begonnen aan The Lord of The Rings, we rijden tenslotte dwars door Middle-earth, maar het komt er niet erg vaak van om te kijken, dus we zijn pas bij deel 2.

Woendagochtend regent het nog steeds, dus snel inpakken en wegwezen. We rijden gelukkig wel langs prachtige plekken, zoals Jackson Bay, waar we een stapel stenen aantreffen die vol staat met boodschappen van voorbijgangers. Wij laten er ook een steen achter met onze namen erop, en Rowan kliedert met een paarse viltstift nog even lekker op de rotsen.

Eind van ochtend komen we aan bij Fox Glacier. Als we daar zijn is gelukkig even droog, dus we hopen de gletsjer te kunnen zien. Het pad gaat tot 700m voor de gletser en is daar afgesloten. Volgens de borden is het te gevaarlijk om verder te gaan. In de verte, dicht bij de gletsjer, zien we wel hele groepen mensen lopen, dus vooral bij Martijn is de verleiding groot om verder te gaan, maar de waarschuwingen om dit niet te doen zijn talrijk, dus we maken nog wat foto’s en laten het er verder bij. Balen, dat wel.

In het dorpje bij Fox Glacier wilden we lunchen in een café, maar bij het zoeken naar een parkeerplaats reed Martijn achteruit tegen een andere auto aan. Onze camper heeft eigenlijk niks, maar in de deur van de andere auto zat een flinke deuk. Gelukkig zijn we hiervoor verzekerd, en na het invullen van een incidenten-formulier konden we verder. We parkeren ergens anders en lunchen alsnog in het dorp.

Na de lunch zijn we verder gereden naar Franz Josef Glacier, zo’n 20 km verderop. Hier regent het echter zo hard, dat het pad naar de gletsjer al vrij in het begin is overstroomd, en we krijgen -mede door de laaghangende bewolking- de gletsjer niet te zien.

In Franz Josef Glacier (het dorp) vinden we een plek op een camping met de naam “Rainforest Retreat”. De camping is mooi aangelegd in de dichte begroeiing van het regenwoud waar dit gebied mee bedekt is. Het blijft echter regenen, dus echt genieten doen we er niet van. We blijven ‘s avonds weer in de camper, waarin we eigenlijk voor het eerst deze vakantie ons bed achter in de camper maar eens hebben opgeruimd ten gunste van de zithoek.

De stille wens dat het donderdagochtend opgeklaard zou zijn, en we de gletsjer misschien alsnog zouden kunnen zien, ging natuurlijk niet in vervulling en nog altijd in de regen vervolgen we onze weg langs de westkust. Ons doel is Hokitika, een rit van 135 km. Onderweg zien we hoeveel het eigenlijk geregend heeft hier, want de rivieren die we oversteken zijn niet meer de rustige stroompjes die we eerder hebben gezien, en op sommige plaatsen is de weg zelfs een beetje ondergelopen. Gelukkig hebben we er geen last van, en eind van de ochtend komen we aan op onze bestemming.

In het dorp doen we boodschappen en we besluiten om een bezoek te brengen aan The National Kiwi Centre. In tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, draait het daar niet uitsluitend om kiwi’s (de vogels), maar zijn er meerdere dieren te zien. Het is een vreemdsoortige attractie, een soort overdekte dierentuin, midden in de stad. Ze hebben er twee kiwi’s in een donker hok (het zijn nachtdieren) maar ook een aantal aquaria en twee tuatara’s. Ook hebben ze een soort vijver gebouwd, waar kinderen op kreeftjes kunnen vissen (die je dan weer terug moet zetten in het water nadat je ze eruit geschept hebt). Beetje vreemd allemaal. Het was daarbinnen op de meeste plekken vrij donker, en Rowan wilde daarom niet te lang blijven. We zijn wel blij dat we nu eindelijk ook kiwi’s hebben gezien, want het zijn toch wel bijzondere vogels.

Na dit avontuur hebben we een camping aan de zee opgezocht en hebben we gegeten. Na het eten was het dan ein-de-lijk droog en hebben Martijn en Rowan nog even op het strand gespeeld. Het strand bij Hokitika staat in de reisboeken ook aangeprezen vanwege de mooie zonsondergangen, en totaal onverwacht was die zowaar te zien! Maar dat was nog niet de afsluiting van deze dag, die onverwacht (vanwege het weer) toch nog best aardig is uitgepakt. Tegenover de camping is een plek waar je zomaar, gratis en voor niks, glimwormen kunt zien. Deze lichtgevende insectenlarven zijn in Nieuw-Zeeland op veel plaatsen te zien, vaak in grotten waar men een toeristische attractie van heeft gemaakt. Het was ons tot nu toe nog niet gelukt om ze te zien, maar nu dus op de valreep toch nog. Niet extreem spectaculair, maar toch wel aardig.

Morgen rijden we weer verder en gaan dan over Arthur’s Pass, terug naar de oostkant van de Alpen, op weg naar Christchurch waar we maandag onze camper moeten inleveren. Nog een paar dagen en dan zit het erop…

Volgende: Arthur’s Pass, Ashley Gorge en Christchurch